De onzin van de streekomroep
Nederland kent twee soorten omroep: publiek en commercieel. Meer smaken zijn er niet.
Volgens de geldende Mediawet zijn de publieke omroepen onderverdeeld in drie lagen: landelijk, regionaal (vaak provinciaal) en lokaal (gemeentelijk).
Klein Duimpje en de reus
Wanneer de middelste categorie buiten beschouwing wordt gelaten kan worden gezegd dat je gemeente afhankelijk van de grootte aan bod moet komen bij de landelijke omroep, terwijl de lokale omroep je gemeente continu met stip op nummer één zou moeten zetten.
Zoals de naam al doet vermoeden, wordt publieke omroep bekostigd vanuit publieke middelen ofwel belastinggeld. Dit jaar (2024) ontvangt de landelijke omroep 963 miljoen euro van de 18 miljoen Nederlanders, wat neerkomt op 53 euro en 50 cent per ingezetene.
Wie echter denkt dat een publieke lokale omroep ook een dergelijk bedrag of iets dat erop lijkt per inwoner toucheert, komt bedrogen uit. Lokale omroepen, die wettelijk aan gelijke verplichtingen dienen te voldoen als hun landelijke bloedverwanten, moeten het stellen met 75 cent per burger per jaar.
Desondanks blazen de oudste lokale omroepen van ons land dit jaar vijftig kaarsjes uit en is een ruime meerderheid van die zendgemachtigden de veertig reeds gepasseerd. Nooit ontvingen ze meer dan drie kwartjes per inwoner per jaar, terwijl de Mediawet hen wel taken oplegt. Sterker nog: pas de laatste 25 jaar komen die centjes uit de rijkskas, terwijl in voorkomende gevallen de gemeente er nog wat aan toevoegt. Daarom wordt bij de meeste publieke lokale omroepen de kar sinds jaar en dag noodgedwongen getrokken door vrijwilligers.
Pas vanaf 1990 mogen de lokalo’s, zoals ze in de volksmond ook wel worden genoemd, in de ether (radio) uitzenden en hun programma larderen met reclame. Wat die commercie betreft moesten ze de eerste tijd wel een deel van de reclameopbrengst delen met de uitgevers (kranten). Die vreesden immers voor hun inkomsten, maar wat het uit de markt trekken van reclamegelden betreft zijn de meeste lokalo’s nog altijd geen hoogvliegers.
Toen de eerste lokale omroepen vijftig jaar geleden actief werden, telde ons land 850 gemeenten. Maar zoveel plaatselijke zenders kwamen er nooit, wat te wijten is aan de golf van gemeentelijke herindelingen. In 2024 telt Nederland nog 342 gemeenten, waardoor de gebieden die lokale omroepen bestrijken gemiddeld ruim twee keer zo groot zijn geworden. Wettelijk is er niets veranderd: publieke lokale omroep is nog gewoon gemeentelijke omroep (Mediawet 2008).
Gedwongen huwelijken
Het moet anders met de onderste laag van de Nederlandse publieke omroep, bedacht het laatste kabinet Rutte (10 januari 2022 – 2 juli 2024). Onder leiding van D66-staatssecretaris Gunay Uslu zouden de gemeentelijke omroepen worden omgevormd tot streekomroepen, was het plan. Tachtig in totaal, waarvoor de Mediawet moet worden gewijzigd. Een schaalvergroting die nogeens bovenop de gemeentelijke herindelingen komt en niet zelden leidt tot onlogische uitzendgebieden.
De summiere subsidie per inwoner die de publieke lokale omroepen nu van het rijk, maar via de gemeente ontvangen, wordt volgens plan straks direct aan de zendgemachtigden overgemaakt. Waar het een belangrijke taak van de lokalo’s is om de plaatselijke democratie te controleren, vormt de geldstroom nu een obstakel. Vrijwilligers die de vinger op de zere plek moeten leggen bij de organisatie waarvan ze financieel afhankelijk zijn, is bewezen geen succesformule. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
En Uslu, die kort na het vallen van het kabinet Rutte 4 met de noorderzon vertrok, bedacht nog iets om de lokalo’s over de streep te trekken. Publieke lokale omroepen die de intentie uitspraken te willen fuseren met buuromroepen, krijgen gezamenlijk een premie van €250.000,- per jaar. Een kwart miljoen euro, da’s enorm veel geld voor omroepjes die weten te bestaan van tienduizenden euro’s per jaar.
Van dat geld moet echter wel journalistiek worden bedreven, het liefst nog onderzoeksjournalistiek. Dan is €250.000,- ineens niet meer dan een doekje voor het bloeden. Want met 5,6 x het modale jaarinkomen kun je wel iets, maar niet veel. Wie denkt dat het anders is, heeft misschien gemist met welk een enorm team Arjen Lubach onlangs commercieel is gegaan. En die club maakte bij de publieke VPRO nog geen veertig uur televisie per jaar. Dan hou je jaarlijks nog 8.720 uren over, die ook moeten worden gevuld. Ennuh, Lubach & co doen het niet voor een kwart miljoen per jaar. Arjen in z’n eentje nog niet.
Oorsprong in piraterij
Wat ook een belangrijke rol speelt bij het bijeenvegen van lokale omroepen, is het grote aantal bloedgroepen. Hoewel ze allemaal aan dezelfde wet moeten voldoen, is van een blauwdruk geen sprake. De gemiddelde lokale omroep bestaat net zo min als de gemiddelde Nederlander. Gemiddeld is slechts een papieren begrip.
De honderden lokale omroepen in ons land hebben allemaal hun eigen ontstaansgeschiedenis. Het is belangrijk dat te onderstrepen. Zo is een aanzienlijk aantal van hen in de jaren tachtig voortgekomen uit de etherpiraterij. Muziekradio was toen voorbehouden aan de landelijke staatsomroep en door lokalo te worden, werd voorkomen dat de radiocontroledienst steeds je boeltje in beslag kwam nemen.
Andere omroepen zijn dan weer wel uit zuivere motieven ontstaan, al worden deze door de ex-piraten niet zelden gezien als ‘linkse hobby’s’. Kort door de bocht genomen is de cultuur die bij een publieke lokale omroep heerst, vaak bepaald door het gegeven of die is ontstaan uit een radiozender of uit een televisiezender.
In de praktijk
Een voorbeeld van een streekomroep die moet ontstaan uit drie lokalo’s van verschillende bloedgroepen is Omroep ZVL in het onderste stukje Zeeland, te weten Zeeuws-Vlaanderen.
Sinds herindelingen in 2003 en 2004 is dit gebied met zo’n 105.000 inwoners onderverdeeld in drie gemeenten. Hoewel ze de intentie hebben te fuseren en sinds dit jaar samenwerken, zijn de omroepen van de gemeenten Terneuzen, Sluis en Hulst volgens de Mediawet nog gewoon publiek lokaal.
Van de rijksoverheid ontvangen ze via de respectievelijke gemeenten circa €42.000,- (Terneuzen), €18.000,- (Sluis) en €21.000,- (Hulst) subsidie. Opgeteld dus ruim tachtigduizend euro. Ook strijken ze nog wat geld op uit de gemeentekassen. Zo heeft de gemeente Sluis ‘haar’ lokale omroep de laatste jaren steeds extraatjes toegeschoven hoger dan het bedrag dat vanuit het rijk beschikbaar was. Het behoeft geen betoog dat zo’n omroep braaf uit de hand van de gemeente eet.
Kenmerken omroep Terneuzen: Ontstaan uit de etherpiraterij, meer precies de net over de Vlaamse grens gevestigde vrije radio Noordzee. Tot 2024 was het een radiostation dat zelfs op de televisie radio maakte. Dat wil zeggen, op de radio zond men een muziekprogramma met wat lokale informatie om dat te legitimeren uit en op de televisie videoclips met wat informatie in tekstbalkjes. Godfather van dit geheel is een voormalige directeur van het mediabedrijf Broadcast Partners in Terneuzen, in vroeger jaren in de radiowereld bekend onder de vorige handelsnaam CBT. Het hart van deze omroep, tot dit jaar GO-RTV geheten, ligt bij de technische apparatuur van Broadcast Partners. Hun jingles ‘leenden’ ze van een Deens radiostation.
Kenmerken omroep Sluis: Ook ontstaan uit de etherpiraterij, in dit geval uit de net over de Vlaamse grens geparkeerde vrije radio West. Tot 2024 maakte men op televisie programma’s die een lokale omroep waardig zijn. De radio is een ander verhaal. Er werd tot april dit jaar hoofdzakelijk non stop muziek uitgezonden uit de tweede helft van de vorige eeuw. Bij de radiotak werd de scepter gezwaaid door een West-Zeeuws-Vlaamse radiofamilie. Pater familias is een in het gebied van 25.000 inwoners ‘wereldberoemde’ bard. Dat resulteerde erin dat het non stop programma meerdere keren per uur werd onderbroken door volksmuziek. Op zondag was RTV Scheldemond zelfs compleet een ‘Oud-Hollandse piratenzender’ waarbij het genre ‘feestcafémuziek’ hoogtij vierde.
Kenmerken omroep Hulst: De meest zuivere van dit trio. Maakte alleen lokale televisie zoals de wetgever dit bedoeld heeft. Aan radio deed men niet, wat erin resulteerde dat omroep Terneuzen met haar Broadcast Partners godfather enkele couppogingen deed bij de omroep.
Listige kunstgrepen
In het plan van staatssecretaris Uslu wordt Zeeuws-Vlaanderen aangemerkt als één uitzendgebied, waarbij de drie actieve publieke lokale omroepen dienen samen te smelten tot een streekomroep. In 2023 begonnen ze daarvoor gesprekken.
Vooruitlopend op een definitieve fusie na een wijziging van de Mediawet besloot de genoemde godfather van omroep Terneuzen alvast een poging te wagen voor dit jaar de premie van €250.000,- binnen te harken. Da’s intern geen moeilijk kwestie, want bij armetierige omroepjes krijg je de neuzen wel één kant op als het om een kwart miljoen extra subsidie gaat.
Om dat geld te bemachtigen werd een list bedacht. Er werd een website opgetuigd, via welke lokale berichten werden gepubliceerd. Aan content geen gebrek, want met politieberichten, gemeentecommunicatie en berichten van het verenigingsleven is zo’n medium snel gevuld. Als redactie voer je gewoon al je medewerkers op, waarvan de meeste zich in feite bezighielden met het maken van radio- en televisieprogramma’s en nooit een bericht schreven.
Vervolgens dien je een aanvraag in bij het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, de Haagse club die het bekoorde bedrag uitdeelt. En terwijl je hoofdtaak als publieke lokale omroep bij de radio en tv ligt, beoordeelt het fonds je op basis van je website. Op grond van deze nevenactiviteit, want je hoeft geen omroep te zijn om een website te beginnen, strijk je tenslotte vrolijk een kwart miljoen euro op.
Saillant detail is dat de Zeeuws-Vlamingen maar mondjesmaat op het bestaan van de ‘gezamenlijke nieuwssite’ van de lokalo’s werden gewezen en de meeste van hen geen idee hadden van het bestaan ervan. Slim, als het gaat om het aanboren van inkomsten. En meneertje heeft het trucje opnieuw met succes uitgehaald. Ook in 2025 krijgt Omroep ZVL €250.000,- extra van het rijk naast de bijdrage van €80.000,-.
Wie met lege handen blijven staan zijn de vrijwillige programmamakers, want het verse geld gaat naar de nieuwsredactie. Zo is dat nu eenmaal bepaald bij het toekennen van de subsidie.
Omroep ZVL is nu een half jaar actief en brengt in streekverband lokale radio zoals gezien de financiële middelen kan worden verwacht: een kakofonie van muziek en weinig tot niets zeggende informatie. Het lokale maar ook (inter)nationale nieuws komt door de wonderen der techniek uit een ver buitenland naar het uitzendgebied. Dit alles uiteraard middels radio-automatisering van Broadcast Partners in Terneuzen.
Op televisie een gelijksoortig beeld, met goedbedoelde beelden uit de streek.
De extra 2,5 ton subsidie gaat vooral op aan het vullen van de website door betaalde krachten.
Resumeren en concluderen
De lokale omroep is al een kwart eeuw het stiefkindje van de Nederlandse publieke omroep.
De financiering was, is en blijft ondermaats.
Door de gemeentelijke herindelingen werden lokale omroepen gemiddeld ruim twee keer groter.
Een aanzienlijk deel van de lokale omroepen is ontstaan uit de etherpiraterij in de vorige eeuw, die op haar beurt voortkwam uit ’s rijks mediabeleid dat z’n oorsprong vindt in de verzuilde samenleving.
Zoals ook in andere branches zijn in de lokale omroepwereld vrije jongens en cowboys actief die het feitelijke doel van publieke lokale omroep niet onderschrijven. Oorzaak is het mediabeleid of juist het gebrek hieraan.
Gebrek aan financiën = werken met vrijwilligers = ondermaatse kwaliteit = weinig reclameinkomsten = weinig tot geen maatschappelijke functie.
Websites zijn nevenactiviteiten van publieke lokale omroepen, hun wettelijke hoofdtaak ligt bij radio en televisie.
Het samenvoegen van lokale omroepen tot streekomroepen is niets meer dan een doekje voor het bloeden, omdat het niet leidt tot een behoorlijke verbetering van de financiële positie van de onderste publieke omroeplaag.
Streekomroepen in spé gebruiken de premie uitgekeerd door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek voor het optuigen en bestieren van websites. Dat was te voorzien, want van €250.000,- per jaar kan in de verste verte geen professionele journalistieke radio worden gemaakt en al helemaal geen televisie.
Deze internetactiviteiten ondermijnen de positie van de dagbladen, die ook nog eens te maken krijgen met een verhoging van de btw.
Als de overheid professionele journalistieke streekomroep wil, dan moet men de publieke regionale omroepen samensmelten met de lokale. Die uitdaging zal werkelijk zoden aan de dijk zetten. Het huidige beleid is een luchtkasteel.
Breda, november 2024
Martin van Kampen